Een interview met Arjan van den Bosch
In oktober 2019 ontstaat bij Arjan van den Bosch het idee om een bosmiereninventarisatie uit te voeren op de Utrechtse Heuvelrug. Tijdens een wandeling vanuit station Hollandsche-Rading ontdekte hij allerlei bosmierennesten. Hij kreeg toestemming voor zijn onderzoek van verschillende terreineigenaren en presenteerde begin oktober dit jaar het resultaat. Belangrijkste vraag: waar zitten interessante superkolonies van de kale bosmier en hoe gedragen deze zich?
Arjan is in het dagelijks leven heftruckchauffeur. In zijn vrije tijd wil hij graag iets bijdragen dat maatschappelijke waarde heeft. Toen hij in 1992 met een groep jongeren in Winterswijk een bosmierennest ontdekte, ontstond een fascinatie voor dit kleine diertje. Inmiddels heeft hij ruim 4.000 nesten ontdekt en onderzocht in Drenthe, Limburg en Duitsland en afgelopen jaar in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug.
De wereld van bosmieren is een kringloop-samenleving die in balans staat met haar omgeving. In dit opzicht kan de mens veel van de bosmier leren. Het is een nuttig diertje, dat ervoor zorgt dat plagen van luizen en rupsen onder controle blijven. Ook verspreiden ze zaden en bewerken ze de ondergrond. Konijnen maken graag holen op plekken waar de bosmier heeft gezeten; de grond is immers lekker losgemaakt. En heel belangrijk: ze zijn een indicator soort. Als de bosmier het goed doet, dan gaat het ook goed met de biodiversiteit. Meer dan genoeg redenen om de bosmier nader te bestuderen: wat is hun overlevingsstrategie en welke kansen en bedreigingen zijn er voor de bosmier?
Wat kwam er uit het onderzoek?
Op de Utrechtse Heuvelrug zijn heel veel kolonies te vinden. Wat opviel is dat de bosmieren op de Utrechtse Heuvelrug op sommige plekken heel talrijk zijn en op andere plekken juist niet. Waar dit door komt is niet 1, 2, 3 te zeggen. Wat wel opviel is dat er meer bosmieren kolonies voorkwamen in vochtigere gebieden.
Wat ga je doen met je onderzoek?
Het onderzoek geeft terreineigenaren inzicht in de ligging en dynamiek van de koloniën en daarmee een beeld van potentiële bedreigingen maar ook kansen voor de natuur. Arjan hoopt dat de terreinbeheerders steeds meer rekening gaan houden met de behoeften van de bosmier om een goede woon- en leefomgeving te hebben. Bijvoorbeeld door beter op te letten dat voedselbomen niet gekapt worden. De mieren melken de luizen die in de bomen zitten, ze zuigen plantsap op uit de plant en scheiden de reststoffen uit. Die uitscheiding, honingdauw genoemd, is erg zoet en bevat de nodige energie die de bosmieren heel hard nodig hebben. Tot slot hoopt hij dat de terreinbeheerders nog beter gaan samenwerken en het beheer met elkaar afstemmen. Dit zal de kolonies zeker ten goede komen.
Benieuwd naar het gehele rapport?
Het gehele onderzoeksrapport van Arjan van den Bosch over de bosmier is hier te downloaden (pdf).